Dutch
Detailed Translations for aanslibben from Dutch to Swedish
aanslibben:
-
aanslibben (sedimentatie; aanslibbing)
-
aanslibben
Conjugations for aanslibben:
o.t.t.
- slib aan
- slibt aan
- slibt aan
- slibben aan
- slibben aan
- slibben aan
o.v.t.
- slibde aan
- slibde aan
- slibde aan
- slibden aan
- slibden aan
- slibden aan
v.t.t.
- ben aangeslibd
- bent aangeslibd
- is aangeslibd
- zijn aangeslibd
- zijn aangeslibd
- zijn aangeslibd
v.v.t.
- was aangeslibd
- was aangeslibd
- was aangeslibd
- waren aangeslibd
- waren aangeslibd
- waren aangeslibd
o.t.t.t.
- zal aanslibben
- zult aanslibben
- zal aanslibben
- zullen aanslibben
- zullen aanslibben
- zullen aanslibben
o.v.t.t.
- zou aanslibben
- zou aanslibben
- zou aanslibben
- zouden aanslibben
- zouden aanslibben
- zouden aanslibben
diversen
- slib aan!
- slibt aan!
- aangeslibd
- aanslibbende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanslibben:
Noun | Related Translations | Other Translations |
slamavlagring | aanslibben; aanslibbing; sedimentatie | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
slamma | aanslibben |