Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afgeschaft:
  2. afschaffen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afgeschaft from Dutch to Swedish

afgeschaft:

afgeschaft adj

  1. afgeschaft

Translation Matrix for afgeschaft:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
inaktuell afgeschaft

afschaffen:

afschaffen verb (schaf af, schaft af, schafte af, schaften af, afgeschaft)

  1. afschaffen
    överge; förkasta; kassera
    • överge verb (överger, övergav, övergivit)
    • förkasta verb (förkastar, förkastade, förkastat)
    • kassera verb (kasserar, kasserade, kasserat)

Conjugations for afschaffen:

o.t.t.
  1. schaf af
  2. schaft af
  3. schaft af
  4. schaffen af
  5. schaffen af
  6. schaffen af
o.v.t.
  1. schafte af
  2. schafte af
  3. schafte af
  4. schaften af
  5. schaften af
  6. schaften af
v.t.t.
  1. heb afgeschaft
  2. hebt afgeschaft
  3. heeft afgeschaft
  4. hebben afgeschaft
  5. hebben afgeschaft
  6. hebben afgeschaft
v.v.t.
  1. had afgeschaft
  2. had afgeschaft
  3. had afgeschaft
  4. hadden afgeschaft
  5. hadden afgeschaft
  6. hadden afgeschaft
o.t.t.t.
  1. zal afschaffen
  2. zult afschaffen
  3. zal afschaffen
  4. zullen afschaffen
  5. zullen afschaffen
  6. zullen afschaffen
o.v.t.t.
  1. zou afschaffen
  2. zou afschaffen
  3. zou afschaffen
  4. zouden afschaffen
  5. zouden afschaffen
  6. zouden afschaffen
diversen
  1. schaf af!
  2. schaft af!
  3. afgeschaft
  4. afschaffende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschaffen [znw.] noun

  1. afschaffen (uit de dienst ontslaan; ontslaan; afdanken)

Translation Matrix for afschaffen:

NounRelated TranslationsOther Translations
slänga ut afdanken; afschaffen; ontslaan; uit de dienst ontslaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
förkasta afschaffen afdanken; afkeuren; afstemmen; afwijzen; ecarteren; verwerpen
kassera afschaffen afdanken; ecarteren; laten uitvallen; sodemieteren
slänga ut uitgooien; uitwerpen; weggooien
överge afschaffen afstaan; afstand doen; afzien; ermee uitscheiden; in de steek laten; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; uitscheiden; verlaten

Wiktionary Translations for afschaffen:


Cross Translation:
FromToVia
afschaffen överge; förkasta abolish — to end a law
afschaffen lösa; frita; frikalla dispense — To eliminate or do without
afschaffen upphäva; avskaffa repeal — to cancel
afschaffen avskaffa; upphäva abolirmettre hors d’usage, réduire à néant.
afschaffen arbeställa; annullera annulerrendre nul.
afschaffen arbeställa; utplåna supprimer — Traductions à trier suivant le sens
afschaffen dra ifrån ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.