Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afvallen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afvalt from Dutch to Swedish

afvallen:

afvallen verb (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)

  1. afvallen (opgeven; stoppen; afhaken; )
    sluta; lägga av
    • sluta verb (slutar, slutade, slutat)
    • lägga av verb (lägger av, lade av, lagt av)
  2. afvallen (ontgoochelen; teleurstellen; frustreren; )
    desillusionera
    • desillusionera verb (desillusionerar, desillusionerade, desillusionerat)
  3. afvallen (vermageren)
    förlora i vikt; avmagra; bli smal
    • förlora i vikt verb (förlorar i vikt, förlorade i vikt, förlorat i vikt)
    • avmagra verb (avmagrar, avmagrade, avmagrat)
    • bli smal verb (blir smal, blev smal, blivit smal)

Conjugations for afvallen:

o.t.t.
  1. val af
  2. valt af
  3. valt af
  4. vallen af
  5. vallen af
  6. vallen af
o.v.t.
  1. viel af
  2. viel af
  3. viel af
  4. vielen af
  5. vielen af
  6. vielen af
v.t.t.
  1. ben afgevallen
  2. bent afgevallen
  3. is afgevallen
  4. zijn afgevallen
  5. zijn afgevallen
  6. zijn afgevallen
v.v.t.
  1. was afgevallen
  2. was afgevallen
  3. was afgevallen
  4. waren afgevallen
  5. waren afgevallen
  6. waren afgevallen
o.t.t.t.
  1. zal afvallen
  2. zult afvallen
  3. zal afvallen
  4. zullen afvallen
  5. zullen afvallen
  6. zullen afvallen
o.v.t.t.
  1. zou afvallen
  2. zou afvallen
  3. zou afvallen
  4. zouden afvallen
  5. zouden afvallen
  6. zouden afvallen
diversen
  1. val af!
  2. valt af!
  3. afgevallen
  4. afvallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvallen [het ~] noun

  1. het afvallen (vermageren; uitmergelen; afslanken; vermagering)

Translation Matrix for afvallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
avmagring afslanken; afvallen; uitmergelen; vermageren; vermagering
viktförlust afslanken; afvallen; uitmergelen; vermageren; vermagering gewichtsverlies; gewichtsvermindering
VerbRelated TranslationsOther Translations
avmagra afvallen; vermageren
bli smal afvallen; vermageren
desillusionera afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen desillusioneren
förlora i vikt afvallen; vermageren
lägga av afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; opgeven; ophouden; stoppen achterhouden; behouden; bespreken; eraf gaan; opzijleggen; reis boeken; reserveren; terughouden; vastleggen
sluta afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; opgeven; ophouden; stoppen aankomen; afsluiten; belanden; eindigen; ermee uitscheiden; finishen; geraken; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opgeven; ophouden; opklossen; opwikkelen; opwinden; staken; stoppen; terechtkomen; uitscheiden; verzeilen

Related Words for "afvallen":


Wiktionary Translations for afvallen:


Cross Translation:
FromToVia
afvallen tappa lose — shed (weight)
afvallen ramla tomber — Être entraîner en bas par son poids.