Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bebost:
  2. bebossen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bebost from Dutch to Swedish

bebost:


Translation Matrix for bebost:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
igenvuxen bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk
igenvuxet bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk
skogsbevuxet bebost; boomrijk; bosrijk; houtrijk

bebost form of bebossen:

bebossen verb (bebos, bebost, beboste, bebosten, bebost)

  1. bebossen
    plantera med skog
    • plantera med skog verb (planterar med skog, planterade med skog, planterat med skog)

Conjugations for bebossen:

o.t.t.
  1. bebos
  2. bebost
  3. bebost
  4. bebossen
  5. bebossen
  6. bebossen
o.v.t.
  1. beboste
  2. beboste
  3. beboste
  4. bebosten
  5. bebosten
  6. bebosten
v.t.t.
  1. heb bebost
  2. hebt bebost
  3. heeft bebost
  4. hebben bebost
  5. hebben bebost
  6. hebben bebost
v.v.t.
  1. had bebost
  2. had bebost
  3. had bebost
  4. hadden bebost
  5. hadden bebost
  6. hadden bebost
o.t.t.t.
  1. zal bebossen
  2. zult bebossen
  3. zal bebossen
  4. zullen bebossen
  5. zullen bebossen
  6. zullen bebossen
o.v.t.t.
  1. zou bebossen
  2. zou bebossen
  3. zou bebossen
  4. zouden bebossen
  5. zouden bebossen
  6. zouden bebossen
diversen
  1. bebos!
  2. bebost!
  3. bebost
  4. bebossende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bebossen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
plantera med skog bebossen

Wiktionary Translations for bebossen:


Cross Translation:
FromToVia
bebossen beskoga; återplantera forest — to cover an area with trees