Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bijverdienen:


Dutch

Detailed Translations for bijverdienen from Dutch to Swedish

bijverdienen:

bijverdienen verb (verdien bij, verdient bij, verdiende bij, verdienden bij, bijverdiend)

  1. bijverdienen
    sidoarbeta
    • sidoarbeta verb (sidoarbetar, sidoarbetade, sidoarbetat)

Conjugations for bijverdienen:

o.t.t.
  1. verdien bij
  2. verdient bij
  3. verdient bij
  4. verdienen bij
  5. verdienen bij
  6. verdienen bij
o.v.t.
  1. verdiende bij
  2. verdiende bij
  3. verdiende bij
  4. verdienden bij
  5. verdienden bij
  6. verdienden bij
v.t.t.
  1. heb bijverdiend
  2. hebt bijverdiend
  3. heeft bijverdiend
  4. hebben bijverdiend
  5. hebben bijverdiend
  6. hebben bijverdiend
v.v.t.
  1. had bijverdiend
  2. had bijverdiend
  3. had bijverdiend
  4. hadden bijverdiend
  5. hadden bijverdiend
  6. hadden bijverdiend
o.t.t.t.
  1. zal bijverdienen
  2. zult bijverdienen
  3. zal bijverdienen
  4. zullen bijverdienen
  5. zullen bijverdienen
  6. zullen bijverdienen
o.v.t.t.
  1. zou bijverdienen
  2. zou bijverdienen
  3. zou bijverdienen
  4. zouden bijverdienen
  5. zouden bijverdienen
  6. zouden bijverdienen
diversen
  1. verdien bij!
  2. verdient bij!
  3. bijverdiend
  4. bijverdienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijverdienen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sidoarbeta bijverdienen

External Machine Translations: