Dutch
Detailed Translations for compliceren from Dutch to Swedish
compliceren:
-
compliceren (ingewikkeld maken; moeilijk maken)
Conjugations for compliceren:
o.t.t.
- compliceer
- compliceert
- compliceert
- compliceren
- compliceren
- compliceren
o.v.t.
- compliceerde
- compliceerde
- compliceerde
- compliceerden
- compliceerden
- compliceerden
v.t.t.
- heb gecompliceerd
- hebt gecompliceerd
- heeft gecompliceerd
- hebben gecompliceerd
- hebben gecompliceerd
- hebben gecompliceerd
v.v.t.
- had gecompliceerd
- had gecompliceerd
- had gecompliceerd
- hadden gecompliceerd
- hadden gecompliceerd
- hadden gecompliceerd
o.t.t.t.
- zal compliceren
- zult compliceren
- zal compliceren
- zullen compliceren
- zullen compliceren
- zullen compliceren
o.v.t.t.
- zou compliceren
- zou compliceren
- zou compliceren
- zouden compliceren
- zouden compliceren
- zouden compliceren
en verder
- ben gecompliceerd
- bent gecompliceerd
- is gecompliceerd
- zijn gecompliceerd
- zijn gecompliceerd
- zijn gecompliceerd
diversen
- compliceer!
- compliceert!
- gecompliceerd
- complicerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for compliceren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
försvåra | compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken | lastig maken |
komplicera | compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken | verwikkelen |
krångla till | compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken |