Dutch
Detailed Translations for deer from Dutch to Swedish
deren:
Conjugations for deren:
o.t.t.
- deer
- deert
- deert
- deren
- deren
- deren
o.v.t.
- deerde
- deerde
- deerde
- deerden
- deerden
- deerden
v.t.t.
- heb gedeerd
- hebt gedeerd
- heeft gedeerd
- hebben gedeerd
- hebben gedeerd
- hebben gedeerd
v.v.t.
- had gedeerd
- had gedeerd
- had gedeerd
- hadden gedeerd
- hadden gedeerd
- hadden gedeerd
o.t.t.t.
- zal deren
- zult deren
- zal deren
- zullen deren
- zullen deren
- zullen deren
o.v.t.t.
- zou deren
- zou deren
- zou deren
- zouden deren
- zouden deren
- zouden deren
diversen
- deer!
- deert!
- gedeerd
- derend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for deren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
skada | afbreuk; averij; belediging; benadeling; beschadigen; beschadiging; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsen; kwetsuur; laster; letsel; nadeel; oneer; schade; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
skada | deren | aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; duperen; folteren; knauwen; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; onteren; ontwijden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
skada | helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig |