Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. dichtsneeuwen:


Dutch

Detailed Translations for dichtsneeuwen from Dutch to Swedish

dichtsneeuwen:

dichtsneeuwen verb (sneeuwt dicht, sneeuwde dicht, dichtgesneeuwd)

  1. dichtsneeuwen
    snöa igen; snöa in
    • snöa igen verb (snöar igen, snöade igen, snöat igen)
    • snöa in verb (snöar in, snöade in, snöat in)

Conjugations for dichtsneeuwen:

o.t.t.
  1. sneeuwt dicht
  2. sneeuwen dicht
o.v.t.
  1. sneeuwde dicht
  2. sneeuwden dicht
v.t.t.
  1. is dichtgesneeuwd
  2. zijn dichtgesneeuwd
v.v.t.
  1. was dichtgesneeuwd
  2. waren dichtgesneeuwd
o.t.t.t.
  1. zal dichtsneeuwen
  2. zullen dichtsneeuwen
o.v.t.t.
  1. zou dichtsneeuwen
  2. zouden dichtsneeuwen
diversen
  1. sneeuw dicht!
  2. sneeuwt dicht!
  3. dichtgesneeuwd
  4. dichtsneeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dichtsneeuwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
snöa igen dichtsneeuwen
snöa in dichtsneeuwen insneeuwen; vastsneeuwen