Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. doelen:


Dutch

Detailed Translations for doelt from Dutch to Swedish

doelen:

doelen verb (doel, doelt, doelde, doelden, gedoeld)

  1. doelen
    mena; avse; syfta på
    • mena verb (menar, menade, menat)
    • avse verb (avser, avsåg, avsett)
    • syfta på verb (syftar på, syftade på, syftat på)

Conjugations for doelen:

o.t.t.
  1. doel
  2. doelt
  3. doelt
  4. doelen
  5. doelen
  6. doelen
o.v.t.
  1. doelde
  2. doelde
  3. doelde
  4. doelden
  5. doelden
  6. doelden
v.t.t.
  1. heb gedoeld
  2. hebt gedoeld
  3. heeft gedoeld
  4. hebben gedoeld
  5. hebben gedoeld
  6. hebben gedoeld
v.v.t.
  1. had gedoeld
  2. had gedoeld
  3. had gedoeld
  4. hadden gedoeld
  5. hadden gedoeld
  6. hadden gedoeld
o.t.t.t.
  1. zal doelen
  2. zult doelen
  3. zal doelen
  4. zullen doelen
  5. zullen doelen
  6. zullen doelen
o.v.t.t.
  1. zou doelen
  2. zou doelen
  3. zou doelen
  4. zouden doelen
  5. zouden doelen
  6. zouden doelen
diversen
  1. doel!
  2. doelt!
  3. gedoeld
  4. doelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avse doelen van plan zijn
mena doelen bedoelen; ergens iets mee willen zeggen; menen; van mening zijn; van plan zijn; voorhebben
syfta på doelen

Related Words for "doelen":