Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. dwalend:
  2. dwalen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dwalend from Dutch to Swedish

dwalend:

dwalend adj

  1. dwalend

Translation Matrix for dwalend:

NounRelated TranslationsOther Translations
strövande afdwalen; afdwaling; dwaling; rondwandeling
vandrande dwaaltocht; omzwerving; wandelsport; zwerftocht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
strövande dwalend
vandrande dwalend zwervend

dwalend form of dwalen:

dwalen verb (dwaal, dwaalt, dwaalde, dwaalden, gedwaald)

  1. dwalen
    undra
    • undra verb (undrar, undrade, undrat)

Conjugations for dwalen:

o.t.t.
  1. dwaal
  2. dwaalt
  3. dwaalt
  4. dwalen
  5. dwalen
  6. dwalen
o.v.t.
  1. dwaalde
  2. dwaalde
  3. dwaalde
  4. dwaalden
  5. dwaalden
  6. dwaalden
v.t.t.
  1. heb gedwaald
  2. hebt gedwaald
  3. heeft gedwaald
  4. hebben gedwaald
  5. hebben gedwaald
  6. hebben gedwaald
v.v.t.
  1. had gedwaald
  2. had gedwaald
  3. had gedwaald
  4. hadden gedwaald
  5. hadden gedwaald
  6. hadden gedwaald
o.t.t.t.
  1. zal dwalen
  2. zult dwalen
  3. zal dwalen
  4. zullen dwalen
  5. zullen dwalen
  6. zullen dwalen
o.v.t.t.
  1. zou dwalen
  2. zou dwalen
  3. zou dwalen
  4. zouden dwalen
  5. zouden dwalen
  6. zouden dwalen
en verder
  1. ben gedwaald
  2. bent gedwaald
  3. is gedwaald
  4. zijn gedwaald
  5. zijn gedwaald
  6. zijn gedwaald
diversen
  1. dwaal!
  2. dwaalt!
  3. gedwaald
  4. dwalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dwalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
undra dwalen afvragen; onderzoeken; speuren; verwonderen; vorsen

Wiktionary Translations for dwalen:


Cross Translation:
FromToVia
dwalen irra errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
dwalen irra vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.