Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- geautoriseerd:
- autoriseren:
-
Wiktionary:
- autoriseren → befullmäktiga, auktorisera, ackreditera
Dutch
Detailed Translations for geautoriseerd from Dutch to Swedish
geautoriseerd:
-
geautoriseerd
Translation Matrix for geautoriseerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
berättigad | geautoriseerd | billijk; gewettigd; nog maar; rechtmatig; rechtvaardig; terecht; wetmatig; wettig |
berättigat | geautoriseerd | billijk; gerechtvaardigd; gewettigd; nog maar; rechtmatig; rechtvaardig; terecht; wetmatig; wettig |
tillerkänt rätten | geautoriseerd |
autoriseren:
-
autoriseren (toestaan; goedkeuren; permitteren; fiatteren; goedvinden)
-
autoriseren (vergunnen)
-
autoriseren (fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen)
Conjugations for autoriseren:
o.t.t.
- autoriseer
- autoriseert
- autoriseert
- autoriseren
- autoriseren
- autoriseren
o.v.t.
- autoriseerde
- autoriseerde
- autoriseerde
- autoriseerden
- autoriseerden
- autoriseerden
v.t.t.
- heb geautoriseerd
- hebt geautoriseerd
- heeft geautoriseerd
- hebben geautoriseerd
- hebben geautoriseerd
- hebben geautoriseerd
v.v.t.
- had geautoriseerd
- had geautoriseerd
- had geautoriseerd
- hadden geautoriseerd
- hadden geautoriseerd
- hadden geautoriseerd
o.t.t.t.
- zal autoriseren
- zult autoriseren
- zal autoriseren
- zullen autoriseren
- zullen autoriseren
- zullen autoriseren
o.v.t.t.
- zou autoriseren
- zou autoriseren
- zou autoriseren
- zouden autoriseren
- zouden autoriseren
- zouden autoriseren
diversen
- autoriseer!
- autoriseert!
- geautoriseerd
- autoriserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for autoriseren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
godkänna | expertise | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
auktorisera | autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen; vergunnen | machtigen; volmacht geven; volmachtigen |
befoga | autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan | gezag hebben |
befullmäktiga | autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen | afvaardigen; delegeren; deputeren |
bemyndiga | autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen; vergunnen | |
godkänna | autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen | billijken; goedkeuren; ratificeren |
Wiktionary Translations for autoriseren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• autoriseren | → befullmäktiga; auktorisera; ackreditera | ↔ autorisieren — jemanden berechtigen, bevollmächtigen |
• autoriseren | → auktorisera | ↔ autoriser — (vieilli) revêtir d’une autorité. |