Summary
Dutch
Detailed Translations for geprikkeld from Dutch to Swedish
geprikkeld:
-
geprikkeld (geërgerd; geïrriteerd)
-
geprikkeld (ontstemd; gepikeerd; wrevelig; misnoegd)
-
geprikkeld (geïrriteerd; prikkelbaar; aangebrand; pissig; geërgerd)
Translation Matrix for geprikkeld:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stött | beledigde | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sur | verbitteren; vergrammen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
irriterat | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | boos; dol; furieus; gepikeerd; hels; kwaad; laaiend; nijdig; ontstemd; ontstoken; razend; tierend; woedend; woest |
missnöj7 | gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig | |
störd | geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd | |
stört | geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd | |
stött | aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar | gepikeerd; ontstemd; wrevelig |
sur | gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig | bitter; boos; galachtig; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; zuur |
surt | gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig | bitter; boos; galachtig; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; wrang; zuur; zuur smakend |
Related Words for "geprikkeld":
geprikkeld form of prikkelen:
-
prikkelen (aandrijven; opwekken; aansporen; stimuleren; opkrikken)
-
prikkelen (iemand motiveren; stimuleren; aanmoedigen)
-
prikkelen (opwinden; opwekken; stimuleren)
Conjugations for prikkelen:
o.t.t.
- prikkel
- prikkelt
- prikkelt
- prikkelen
- prikkelen
- prikkelen
o.v.t.
- prikkelde
- prikkelde
- prikkelde
- prikkelden
- prikkelden
- prikkelden
v.t.t.
- ben geprikkeld
- bent geprikkeld
- is geprikkeld
- zijn geprikkeld
- zijn geprikkeld
- zijn geprikkeld
v.v.t.
- was geprikkeld
- was geprikkeld
- was geprikkeld
- waren geprikkeld
- waren geprikkeld
- waren geprikkeld
o.t.t.t.
- zal prikkelen
- zult prikkelen
- zal prikkelen
- zullen prikkelen
- zullen prikkelen
- zullen prikkelen
o.v.t.t.
- zou prikkelen
- zou prikkelen
- zou prikkelen
- zouden prikkelen
- zouden prikkelen
- zouden prikkelen
diversen
- prikkel!
- prikkelt!
- geprikkeld
- prikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for prikkelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stimulera | bemoedigingen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
driva på | aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren | aanzetten; aanzetten tot; instigeren; opzwepen; provoceren; sterk prikkelen |
egga | opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren | iemand aansporen; manen |
motivera någon | aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren | |
stimulera | aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren | aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bejubelen; bemoedigen; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; vooruitschoppen |
uppväcka | opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren | |
väcka till liv | opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren | opfrissen; verfrissen; verkwikken; verlevendigen |
Related Words for "prikkelen":
Wiktionary Translations for prikkelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prikkelen | → egga; reta; sporra | ↔ stimulate — to encourage into action |
• prikkelen | → ge näring åt; pigga upp; stimulera; väcka | ↔ stimulate — to arouse an organism to functional activity |
• prikkelen | → förarga | ↔ agacer — affecter d’une irritation nerveuse. |
• prikkelen | → reta | ↔ exciter — Engager, porter à. |
• prikkelen | → uppreta | ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux. |
• prikkelen | → irritera | ↔ irriter — mettre en colère. |
External Machine Translations: