Dutch
Detailed Translations for heers from Dutch to Swedish
heersen:
-
heersen (de overhand hebben)
-
heersen (heerschappij voeren)
-
heersen (verspreiden van ziekte; heersen van griep)
-
heersen (gezaghebben; overheersen; regeren; macht uitoefenen)
Conjugations for heersen:
o.t.t.
- heers
- heerst
- heerst
- heersen
- heersen
- heersen
o.v.t.
- heerste
- heerste
- heerste
- heersten
- heersten
- heersten
v.t.t.
- heb geheerst
- hebt geheerst
- heeft geheerst
- hebben geheerst
- hebben geheerst
- hebben geheerst
v.v.t.
- had geheerst
- had geheerst
- had geheerst
- hadden geheerst
- hadden geheerst
- hadden geheerst
o.t.t.t.
- zal heersen
- zult heersen
- zal heersen
- zullen heersen
- zullen heersen
- zullen heersen
o.v.t.t.
- zou heersen
- zou heersen
- zou heersen
- zouden heersen
- zouden heersen
- zouden heersen
diversen
- heers!
- heerst!
- geheerst
- heersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for heersen:
Related Definitions for "heersen":
Wiktionary Translations for heersen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• heersen | → härska; regera | ↔ gouverner — diriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail. |
• heersen | → härska; regera | ↔ régner — exercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi. |
• heersen | → övervaka | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |
heer:
-
de heer (heerser; soeverein; machthebber)
-
de heer (God; Almachtige; opperwezen; Schepper)
Translation Matrix for heer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Gud | Almachtige; God; Schepper; heer; opperwezen | God; Here; hemelheer; schepper |
allsmäktige | Almachtige; God; Schepper; heer; opperwezen | |
furste | heer; heerser; machthebber; soeverein | |
helige fader | Almachtige; God; Schepper; heer; opperwezen | |
härskare | heer; heerser; machthebber; soeverein | autoriteit; gezagsorgaan; instantie; landsheer; overheerser; overweldiger |
kung | heer; heerser; machthebber; soeverein | |
regent | heer; heerser; machthebber; soeverein | regentes |
- | man; meneer; mijnheer |
Related Words for "heer":
Synonyms for "heer":
Antonyms for "heer":
Related Definitions for "heer":
Wiktionary Translations for heer:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• heer | → herre; adelsman | ↔ gentleman — man of breeding |
• heer | → kung | ↔ king — a playing card with the image of a king in it |
• heer | → herre | ↔ lord — master of a household |
• heer | → man; karl | ↔ man — adult male human |
• heer | → herre | ↔ Herr — jemand, der eine fast vollständige Kontrolle über Dinge oder Personen hat (früher insbesondere ein Adliger) |
• heer | → armé | ↔ Armee — die gesamten organisierten militärischen Streitkräfte eines Staates |
• heer | → herr | ↔ monsieur — apostrophe permettant de s’adresser de façon polie à un homme (un client, un professeur, un passant, etc.). |
External Machine Translations: