Summary
Dutch
Detailed Translations for hekel from Dutch to Swedish
hekel:
-
de hekel (antipathie; aversie; afkeer; tegenzin; weerzin)
Translation Matrix for hekel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
antipati | afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin | |
motvilja | afkeer; antipathie; aversie; hekel; tegenzin; weerzin | gruwel; iets wat afschuw opwekt; verschrikking |
Related Words for "hekel":
Wiktionary Translations for hekel:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hekel | → äckel | ↔ Ekel — ohne Plural: starker körperlicher Abscheu |
• hekel | → avsky | ↔ Abscheu — regional, landschaftlich unterschiedliches Genus: eine starke Abneigung gegen jemanden oder etwas |
• hekel | → antipati | ↔ antipathie — Aversion, répugnance naturelle et non raisonnée pour quelqu’un, pour quelque chose |
hekel form of hekelen:
-
hekelen
Conjugations for hekelen:
o.t.t.
- hekel
- hekelt
- hekelt
- hekelen
- hekelen
- hekelen
o.v.t.
- hekelde
- hekelde
- hekelde
- hekelden
- hekelden
- hekelden
v.t.t.
- heb gehekeld
- hebt gehekeld
- heeft gehekeld
- hebben gehekeld
- hebben gehekeld
- hebben gehekeld
v.v.t.
- had gehekeld
- had gehekeld
- had gehekeld
- hadden gehekeld
- hadden gehekeld
- hadden gehekeld
o.t.t.t.
- zal hekelen
- zult hekelen
- zal hekelen
- zullen hekelen
- zullen hekelen
- zullen hekelen
o.v.t.t.
- zou hekelen
- zou hekelen
- zou hekelen
- zouden hekelen
- zouden hekelen
- zouden hekelen
en verder
- ben gehekeld
- bent gehekeld
- is gehekeld
- zijn gehekeld
- zijn gehekeld
- zijn gehekeld
diversen
- hekel!
- hekelt!
- gehekeld
- hekelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hekelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
klandra | hekelen | aanklagen; aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; betichten; blameren; gispen; laken; nadragen; ten laste leggen; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden |
kritisera | hekelen | afkraken; bekritiseren; beoordelen; een klacht indienen; goed- of afkeuren; katten; klagen; kraken; kritiseren; recenseren; zijn beklag indienen |