Dutch
Detailed Translations for illumineren from Dutch to Swedish
illumineren:
-
illumineren
Conjugations for illumineren:
o.t.t.
- illumineer
- illumineert
- illumineert
- illumineren
- illumineren
- illumineren
o.v.t.
- illumineerde
- illumineerde
- illumineerde
- illumineerden
- illumineerden
- illumineerden
v.t.t.
- heb geïllumineerd
- hebt geïllumineerd
- heeft geïllumineerd
- hebben geïllumineerd
- hebben geïllumineerd
- hebben geïllumineerd
v.v.t.
- had geïllumineerd
- had geïllumineerd
- had geïllumineerd
- hadden geïllumineerd
- hadden geïllumineerd
- hadden geïllumineerd
o.t.t.t.
- zal illumineren
- zult illumineren
- zal illumineren
- zullen illumineren
- zullen illumineren
- zullen illumineren
o.v.t.t.
- zou illumineren
- zou illumineren
- zou illumineren
- zouden illumineren
- zouden illumineren
- zouden illumineren
en verder
- is geïllumineerd
- zijn geïllumineerd
diversen
- illumineer!
- illumineert!
- geïllumineerd
- illuminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for illumineren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
illuminera | illumineren | |
upplysa | illumineren | bijlichten; bliksemen; informeren; inlichten; lichten; op de hoogte brengen; opklaren; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; weerlichten; wolken verdwijnen |