Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. inklaren:


Dutch

Detailed Translations for inklaren from Dutch to Swedish

inklaren:

inklaren [znw.] noun

  1. inklaren (inklaring)

inklaren verb (klaar in, klaart in, klaarde in, klaarden in, ingeklaard)

  1. inklaren (klaren)
    förtulla bagage
    • förtulla bagage verb (förtullar bagage, förtullade bagage, förtullat bagage)

Conjugations for inklaren:

o.t.t.
  1. klaar in
  2. klaart in
  3. klaart in
  4. klaren in
  5. klaren in
  6. klaren in
o.v.t.
  1. klaarde in
  2. klaarde in
  3. klaarde in
  4. klaarden in
  5. klaarden in
  6. klaarden in
v.t.t.
  1. heb ingeklaard
  2. hebt ingeklaard
  3. heeft ingeklaard
  4. hebben ingeklaard
  5. hebben ingeklaard
  6. hebben ingeklaard
v.v.t.
  1. had ingeklaard
  2. had ingeklaard
  3. had ingeklaard
  4. hadden ingeklaard
  5. hadden ingeklaard
  6. hadden ingeklaard
o.t.t.t.
  1. zal inklaren
  2. zult inklaren
  3. zal inklaren
  4. zullen inklaren
  5. zullen inklaren
  6. zullen inklaren
o.v.t.t.
  1. zou inklaren
  2. zou inklaren
  3. zou inklaren
  4. zouden inklaren
  5. zouden inklaren
  6. zouden inklaren
en verder
  1. is ingeklaard
diversen
  1. klaar in!
  2. klaart in!
  3. ingeklaard
  4. inklarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inklaren:

NounRelated TranslationsOther Translations
inklarad inklaren; inklaring
VerbRelated TranslationsOther Translations
förtulla bagage inklaren; klaren