Dutch

Detailed Translations for inlopen from Dutch to Swedish

inlopen:

inlopen verb (loop in, loopt in, liep in, liepen in, ingelopen)

  1. inlopen (inhalen)
    vinna; komma ifatt med
    • vinna verb (vinner, vann, vunnit)
    • komma ifatt med verb (kommer ifatt med, komm ifatt med, kommit ifatt med)
  2. inlopen (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; )
    besöka; komma förbi
    • besöka verb (besöker, besökte, besökt)
    • komma förbi verb (kommer förbi, komm förbi, kommit förbi)
  3. inlopen (instinken; intuinen)
    gå i fällan; låta lura sig
    • gå i fällan verb (går i fällan, gick i fällan, gått i fällan)
    • låta lura sig verb (låter lura sig, låt lura sig, låtit lura sig)

Conjugations for inlopen:

o.t.t.
  1. loop in
  2. loopt in
  3. loopt in
  4. lopen in
  5. lopen in
  6. lopen in
o.v.t.
  1. liep in
  2. liep in
  3. liep in
  4. liepen in
  5. liepen in
  6. liepen in
v.t.t.
  1. ben ingelopen
  2. bent ingelopen
  3. is ingelopen
  4. zijn ingelopen
  5. zijn ingelopen
  6. zijn ingelopen
v.v.t.
  1. was ingelopen
  2. was ingelopen
  3. was ingelopen
  4. waren ingelopen
  5. waren ingelopen
  6. waren ingelopen
o.t.t.t.
  1. zal inlopen
  2. zult inlopen
  3. zal inlopen
  4. zullen inlopen
  5. zullen inlopen
  6. zullen inlopen
o.v.t.t.
  1. zou inlopen
  2. zou inlopen
  3. zou inlopen
  4. zouden inlopen
  5. zouden inlopen
  6. zouden inlopen
diversen
  1. loop in!
  2. loopt in!
  3. ingelopen
  4. inlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inlopen [znw.] noun

  1. inlopen (warmlopen)

Translation Matrix for inlopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
besöka bezichtigen; bezichtiging
något som blir varmare inlopen; warmlopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
besöka aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; bezoeken; buurten; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
gå i fällan inlopen; instinken; intuinen
komma förbi aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aangetroffen worden; binnenvallen; onverwachts langskomen
komma ifatt med inhalen; inlopen
låta lura sig inlopen; instinken; intuinen
vinna inhalen; inlopen behalen; gewinnen; lenen; ontlenen; verkrijgen; winnen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
komma förbi binnengevallen; langsgekomen