Summary
Dutch
Detailed Translations for invoeren from Dutch to Swedish
invoeren:
-
invoeren (stichten; oprichten; instellen)
-
invoeren (importeren)
-
invoeren
Conjugations for invoeren:
o.t.t.
- voer in
- voert in
- voert in
- voeren in
- voeren in
- voeren in
o.v.t.
- voerde in
- voerde in
- voerde in
- voerden in
- voerden in
- voerden in
v.t.t.
- heb ingevoerd
- hebt ingevoerd
- heeft ingevoerd
- hebben ingevoerd
- hebben ingevoerd
- hebben ingevoerd
v.v.t.
- had ingevoerd
- had ingevoerd
- had ingevoerd
- hadden ingevoerd
- hadden ingevoerd
- hadden ingevoerd
o.t.t.t.
- zal invoeren
- zult invoeren
- zal invoeren
- zullen invoeren
- zullen invoeren
- zullen invoeren
o.v.t.t.
- zou invoeren
- zou invoeren
- zou invoeren
- zouden invoeren
- zouden invoeren
- zouden invoeren
en verder
- ben ingevoerd
- bent ingevoerd
- is ingevoerd
- zijn ingevoerd
- zijn ingevoerd
- zijn ingevoerd
diversen
- voer in!
- voert in!
- ingevoerd
- invoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for invoeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ange | invoeren | aanbrengen; aangeven; een lijst maken; klikken; opnemen in een lijst; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden |
etablera | instellen; invoeren; oprichten; stichten | funderen; gronden; grondvesten |
grunda | instellen; invoeren; oprichten; stichten | gronden; grondverven; plamuren |
importera | importeren; invoeren | importeren |
införa | importeren; invoeren | binnen brengen; binnenleiden; inbrengen; inspreken; invoegen; opnemen |
Wiktionary Translations for invoeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• invoeren | → mata in | ↔ feed — to give to a machine for processing |
• invoeren | → importera; föra in | ↔ import — to bring in from a foreign country |
• invoeren | → importera | ↔ importieren — Waren aus dem Ausland in das eigene Land einführen |
• invoeren | → anmäla; annonsera; bebåda; introducera; meddela | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
invaren:
-
invaren (binnenvaren)
Conjugations for invaren:
o.t.t.
- vaar in
- vaart in
- vaart in
- varen in
- varen in
- varen in
o.v.t.
- voer in
- voer in
- voer in
- voeren in
- voeren in
- voeren in
v.t.t.
- ben ingevaren
- bent ingevaren
- is ingevaren
- zijn ingevaren
- zijn ingevaren
- zijn ingevaren
v.v.t.
- was ingevaren
- was ingevaren
- was ingevaren
- waren ingevaren
- waren ingevaren
- waren ingevaren
o.t.t.t.
- zal invaren
- zult invaren
- zal invaren
- zullen invaren
- zullen invaren
- zullen invaren
o.v.t.t.
- zou invaren
- zou invaren
- zou invaren
- zouden invaren
- zouden invaren
- zouden invaren
en verder
- vaarde in
- vaarde in
- vaarde in
- vaarden in
- vaarden in
- vaarden in
diversen
- vaar in!
- vaart in!
- ingevaren
- invarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for invaren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
segla in | binnenvaren; invaren |
External Machine Translations: