Dutch
Detailed Translations for kanaliseren from Dutch to Swedish
kanaliseren:
-
kanaliseren
Conjugations for kanaliseren:
o.t.t.
- kanaliseer
- kanaliseert
- kanaliseert
- kanaliseren
- kanaliseren
- kanaliseren
o.v.t.
- kanaliseerde
- kanaliseerde
- kanaliseerde
- kanaliseerden
- kanaliseerden
- kanaliseerden
v.t.t.
- ben gekanaliseerd
- bent gekanaliseerd
- is gekanaliseerd
- zijn gekanaliseerd
- zijn gekanaliseerd
- zijn gekanaliseerd
v.v.t.
- was gekanaliseerd
- was gekanaliseerd
- was gekanaliseerd
- waren gekanaliseerd
- waren gekanaliseerd
- waren gekanaliseerd
o.t.t.t.
- zal kanaliseren
- zult kanaliseren
- zal kanaliseren
- zullen kanaliseren
- zullen kanaliseren
- zullen kanaliseren
o.v.t.t.
- zou kanaliseren
- zou kanaliseren
- zou kanaliseren
- zouden kanaliseren
- zouden kanaliseren
- zouden kanaliseren
diversen
- kanaliseer!
- kanaliseert!
- gekanaliseerd
- kanaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kanaliseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
kanalisera | kanaliseren |