Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. klieder:
  2. kliederen:


Dutch

Detailed Translations for klieder from Dutch to Swedish

klieder:

klieder [de ~ (m)] noun

  1. de klieder (kladderaar; broddelaar; knoeier; kladder)

Translation Matrix for klieder:

NounRelated TranslationsOther Translations
skamfläckar broddelaar; kladder; kladderaar; klieder; knoeier schandmerken; schandvlekken

Related Words for "klieder":


kliederen:

kliederen verb (klieder, kliedert, kliederde, kliederden, gekliederd)

  1. kliederen (kladderen; klodderen)
    smeta ut; stryka ut
    • smeta ut verb (smetar ut, smetade ut, smetat ut)
    • stryka ut verb (stryker ut, strök ut, strukit ut)

Conjugations for kliederen:

o.t.t.
  1. klieder
  2. kliedert
  3. kliedert
  4. kliederen
  5. kliederen
  6. kliederen
o.v.t.
  1. kliederde
  2. kliederde
  3. kliederde
  4. kliederden
  5. kliederden
  6. kliederden
v.t.t.
  1. heb gekliederd
  2. hebt gekliederd
  3. heeft gekliederd
  4. hebben gekliederd
  5. hebben gekliederd
  6. hebben gekliederd
v.v.t.
  1. had gekliederd
  2. had gekliederd
  3. had gekliederd
  4. hadden gekliederd
  5. hadden gekliederd
  6. hadden gekliederd
o.t.t.t.
  1. zal kliederen
  2. zult kliederen
  3. zal kliederen
  4. zullen kliederen
  5. zullen kliederen
  6. zullen kliederen
o.v.t.t.
  1. zou kliederen
  2. zou kliederen
  3. zou kliederen
  4. zouden kliederen
  5. zouden kliederen
  6. zouden kliederen
diversen
  1. klieder!
  2. kliedert!
  3. gekliederd
  4. kliederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kliederen [znw.] noun

  1. kliederen (geklieder)
    röra

Translation Matrix for kliederen:

NounRelated TranslationsOther Translations
röra geklieder; kliederen afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
VerbRelated TranslationsOther Translations
röra aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; slaan op; toucheren; treffen; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen
smeta ut kladderen; kliederen; klodderen
stryka ut kladderen; kliederen; klodderen

Related Words for "kliederen":