Dutch
Detailed Translations for kniezen from Dutch to Swedish
kniezen:
-
kniezen (mokken)
Conjugations for kniezen:
o.t.t.
- knies
- kniest
- kniest
- kniezen
- kniezen
- kniezen
o.v.t.
- kniesde
- kniesde
- kniesde
- kniesden
- kniesden
- kniesden
v.t.t.
- heb gekniesd
- hebt gekniesd
- heeft gekniesd
- hebben gekniesd
- hebben gekniesd
- hebben gekniesd
v.v.t.
- had gekniesd
- had gekniesd
- had gekniesd
- hadden gekniesd
- hadden gekniesd
- hadden gekniesd
o.t.t.t.
- zal kniezen
- zult kniezen
- zal kniezen
- zullen kniezen
- zullen kniezen
- zullen kniezen
o.v.t.t.
- zou kniezen
- zou kniezen
- zou kniezen
- zouden kniezen
- zouden kniezen
- zouden kniezen
diversen
- knies!
- kniest!
- gekniesd
- kniezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kniezen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tjura | kniezen; mokken | |
vara på dåligt humör | kniezen; mokken | |
vara sur | kniezen; mokken | |
vara trumpen | kniezen; mokken | |
vara tvär | kniezen; mokken | bokken; bokkig zijn; steigeren |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
vara på dåligt humör | chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd |