Dutch
Detailed Translations for kozend from Dutch to Swedish
kozen:
-
kozen
Conjugations for kozen:
o.t.t.
- koos
- koost
- koost
- kozen
- kozen
- kozen
o.v.t.
- koosde
- koosde
- koosde
- koosden
- koosden
- koosden
v.t.t.
- heb gekoosd
- hebt gekoosd
- heeft gekoosd
- hebben gekoosd
- hebben gekoosd
- hebben gekoosd
v.v.t.
- had gekoosd
- had gekoosd
- had gekoosd
- hadden gekoosd
- hadden gekoosd
- hadden gekoosd
o.t.t.t.
- zal kozen
- zult kozen
- zal kozen
- zullen kozen
- zullen kozen
- zullen kozen
o.v.t.t.
- zou kozen
- zou kozen
- zou kozen
- zouden kozen
- zouden kozen
- zouden kozen
diversen
- koos!
- koost!
- gekoosd
- kozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kozen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
klappa | klepel; kleppel | |
krama | geminnekoos; gevrij; vrijerij | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
klappa | kozen | klapperen |
krama | kozen | dichtknijpen; drukken; knellen; knuffelen; liefkozen; omarmen; omhelzen; omstrengelen; strak zitten |
smeka | kozen | aaien; knuffen; koesteren; strelen |