Summary
Dutch
Detailed Translations for label from Dutch to Swedish
label:
-
de label (sticker; etiket; plakker; plakkertje)
-
de label (handelsmerk; merk)
-
label
-
label
-
label
-
label
-
label
Translation Matrix for label:
Noun | Related Translations | Other Translations |
del | label | aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; brokje; component; deel; deeltje; eindje; element; fractie; fragmentje; gedeelte; ingrediënt; klein stukje; onderdeel; onderdeeltje; part; partje; plakje; portie; schijfje; segment; snippertje; stuk; stukje |
etikett | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; fatsoensnormen; gevoeglijkheid; notitiemarkering; tag; welgemanierdheid |
firmamärke | handelsmerk; label; merk | handelsmerk; handelsnaam; warenmerk |
märke | label | bluts; deuk; fabrieksmerk; handelsmerk; handelsnaam; insigne; instulping; logo; notitiemarkering; ophanglus; tag; warenmerk |
sticker | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | |
tagg | label | code; doorn; doorns; notitiemarkering; stekel; tag |
varumärke | handelsmerk; label; merk | handelsmerk; handelsnaam; merk; merknaam; warenmerk |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
märkning | label |
Related Words for "label":
External Machine Translations: