Dutch
Detailed Translations for mok from Dutch to Swedish
mok:
Translation Matrix for mok:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bägare | beker; drinkbeker; mok; pul | kelk; kelkje; kroes; trofee |
kopp | beker; drinkbeker; mok; pul | kopje |
Related Words for "mok":
mok form of mokken:
-
mokken (kniezen)
Conjugations for mokken:
o.t.t.
- mok
- mokt
- mokt
- mokken
- mokken
- mokken
o.v.t.
- mokte
- mokte
- mokte
- mokten
- mokten
- mokten
v.t.t.
- heb gemokt
- hebt gemokt
- heeft gemokt
- hebben gemokt
- hebben gemokt
- hebben gemokt
v.v.t.
- had gemokt
- had gemokt
- had gemokt
- hadden gemokt
- hadden gemokt
- hadden gemokt
o.t.t.t.
- zal mokken
- zult mokken
- zal mokken
- zullen mokken
- zullen mokken
- zullen mokken
o.v.t.t.
- zou mokken
- zou mokken
- zou mokken
- zouden mokken
- zouden mokken
- zouden mokken
diversen
- mok!
- mokt!
- gemokt
- mokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for mokken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tjura | kniezen; mokken | |
vara på dåligt humör | kniezen; mokken | |
vara sur | kniezen; mokken | |
vara trumpen | kniezen; mokken | |
vara tvär | kniezen; mokken | bokken; bokkig zijn; steigeren |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
vara på dåligt humör | chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd |