Dutch
Detailed Translations for offreren from Dutch to Swedish
offreren:
-
offreren (aanbieden; presenteren)
-
offreren (presenteren; tonen; voorleggen; laten zien; aanbieden)
visa; sätta fram för visning-
sätta fram för visning verb (sätter fram för visning, satte fram för visning, satt fram för visning)
Conjugations for offreren:
o.t.t.
- offreer
- offreert
- offreert
- offreren
- offreren
- offreren
o.v.t.
- offreerde
- offreerde
- offreerde
- offreerden
- offreerden
- offreerden
v.t.t.
- heb geoffreerd
- hebt geoffreerd
- heeft geoffreerd
- hebben geoffreerd
- hebben geoffreerd
- hebben geoffreerd
v.v.t.
- had geoffreerd
- had geoffreerd
- had geoffreerd
- hadden geoffreerd
- hadden geoffreerd
- hadden geoffreerd
o.t.t.t.
- zal offreren
- zult offreren
- zal offreren
- zullen offreren
- zullen offreren
- zullen offreren
o.v.t.t.
- zou offreren
- zou offreren
- zou offreren
- zouden offreren
- zouden offreren
- zouden offreren
en verder
- is geoffreerd
- zijn geoffreerd
diversen
- offreer!
- offreert!
- geoffreerd
- offrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for offreren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
visa | demonstratie; laten zien; melodie; wijs | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
erbjuda | aanbieden; offreren; presenteren | aanbieden; bieden; indienen |
räcka fram | aanbieden; offreren; presenteren | |
sätta fram för visning | aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen | |
visa | aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen | betogen; demonstreren; etaleren; exposeren; laten zien; presenteren; te voorschijn halen; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitbreiden; uitstallen; vertonen; voor de dag halen; voordedaghalen; weergeven; wijzen naar |