Dutch
Detailed Translations for ontledend from Dutch to Swedish
ontleden:
-
ontleden (analyseren)
-
ontleden (anatomiseren; uit elkaar nemen)
Conjugations for ontleden:
o.t.t.
- ontleed
- ontleedt
- ontleedt
- ontleden
- ontleden
- ontleden
o.v.t.
- ontleedde
- ontleedde
- ontleedde
- ontleedden
- ontleedden
- ontleedden
v.t.t.
- heb ontleden
- hebt ontleden
- heeft ontleden
- hebben ontleden
- hebben ontleden
- hebben ontleden
v.v.t.
- had ontleden
- had ontleden
- had ontleden
- hadden ontleden
- hadden ontleden
- hadden ontleden
o.t.t.t.
- zal ontleden
- zult ontleden
- zal ontleden
- zullen ontleden
- zullen ontleden
- zullen ontleden
o.v.t.t.
- zou ontleden
- zou ontleden
- zou ontleden
- zouden ontleden
- zouden ontleden
- zouden ontleden
en verder
- ben ontleden
- bent ontleden
- is ontleden
- zijn ontleden
- zijn ontleden
- zijn ontleden
diversen
- ontleed!
- ontleedt!
- ontleden
- ontledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ontleden (analyse; analyseren)
Translation Matrix for ontleden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
analys | analyse; analyseren; ontleden | analyse |
dra ner | omhalen | |
ta isär | aftuigen; demontage; ontmanteling; onttakelen; uiteenname; verbloeming | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
analysera | analyseren; ontleden | |
dra ner | anatomiseren; ontleden; uit elkaar nemen | afknotten; neerslaan; omslaan; omvertrekken; onderuithalen; vloeren |
ta isär | anatomiseren; ontleden; uit elkaar nemen | demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen |