Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opleggen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opleg from Dutch to Swedish

opleg form of opleggen:

opleggen verb (leg op, legt op, legde op, legden op, opgelegd)

  1. opleggen
    lägga på
    • lägga på verb (lägger på, lade på, lagt på)

Conjugations for opleggen:

o.t.t.
  1. leg op
  2. legt op
  3. legt op
  4. leggen op
  5. leggen op
  6. leggen op
o.v.t.
  1. legde op
  2. legde op
  3. legde op
  4. legden op
  5. legden op
  6. legden op
v.t.t.
  1. heb opgelegd
  2. hebt opgelegd
  3. heeft opgelegd
  4. hebben opgelegd
  5. hebben opgelegd
  6. hebben opgelegd
v.v.t.
  1. had opgelegd
  2. had opgelegd
  3. had opgelegd
  4. hadden opgelegd
  5. hadden opgelegd
  6. hadden opgelegd
o.t.t.t.
  1. zal opleggen
  2. zult opleggen
  3. zal opleggen
  4. zullen opleggen
  5. zullen opleggen
  6. zullen opleggen
o.v.t.t.
  1. zou opleggen
  2. zou opleggen
  3. zou opleggen
  4. zouden opleggen
  5. zouden opleggen
  6. zouden opleggen
en verder
  1. ben opgelegd
  2. bent opgelegd
  3. is opgelegd
  4. zijn opgelegd
  5. zijn opgelegd
  6. zijn opgelegd
diversen
  1. leg op!
  2. legt op!
  3. opgelegd
  4. opleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
lägga på opleggen voorbinden; voordoen

Synonyms for "opleggen":


Related Definitions for "opleggen":

  1. zeggen dat hij het moet doen1
    • de rechter heeft mij een flinke straf opgelegd1

Wiktionary Translations for opleggen:


Cross Translation:
FromToVia
opleggen använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
opleggen tränga sig in; framtvingas imposer — Traductions à trier suivant le sens
opleggen lägga; ställa; sätta mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
opleggen tacka ja till revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.