Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opstaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opsta from Dutch to Swedish

opstaan:

opstaan verb (sta op, staat op, stond op, stonden op, opgestaan)

  1. opstaan (verheffen; gaan staan; omhoogkomen)
    öka; höjas; stiga
    • öka verb (ökar, ökade, ökat)
    • höjas verb (höjsar, höjsade, höjsat)
    • stiga verb (stiger, steg, stigit)
  2. opstaan (gaan staan; rijzen; omhoogrijzen)
    stiga upp; resa sig; uppstiga; stå upp
    • stiga upp verb (stiger upp, steg upp, stigit upp)
    • resa sig verb (reser sig, reste sig, rest sig)
    • uppstiga verb (uppstigar, uppstigade, uppstigat)
    • stå upp verb (står upp, stod upp, stått upp)

Conjugations for opstaan:

o.t.t.
  1. sta op
  2. staat op
  3. staat op
  4. staan op
  5. staan op
  6. staan op
o.v.t.
  1. stond op
  2. stond op
  3. stond op
  4. stonden op
  5. stonden op
  6. stonden op
v.t.t.
  1. ben opgestaan
  2. bent opgestaan
  3. is opgestaan
  4. zijn opgestaan
  5. zijn opgestaan
  6. zijn opgestaan
v.v.t.
  1. was opgestaan
  2. was opgestaan
  3. was opgestaan
  4. waren opgestaan
  5. waren opgestaan
  6. waren opgestaan
o.t.t.t.
  1. zal opstaan
  2. zult opstaan
  3. zal opstaan
  4. zullen opstaan
  5. zullen opstaan
  6. zullen opstaan
o.v.t.t.
  1. zou opstaan
  2. zou opstaan
  3. zou opstaan
  4. zouden opstaan
  5. zouden opstaan
  6. zouden opstaan
diversen
  1. sta op!
  2. staat op!
  3. opgestaan
  4. opstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opstaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
höjas gaan staan; omhoogkomen; opstaan; verheffen hoger maken; verhogen
resa sig gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen aanwassen; hoger maken; in opstand komen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rebelleren; rijzen; stijgen; verhogen
stiga gaan staan; omhoogkomen; opstaan; verheffen de hoogte ingaan; doen stijgen; een sprongetje maken; hoger bieden; hoger worden; in de lucht omhoogstijgen; klimmen; omhoogklimmen; opstijgen; springen; stijgen; treden; uitrijzen; uittorenen
stiga upp gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen naar boven stappen; omhoogkomen; opgaan; oprijzen; opstijgen; opvliegen; rijzen
stå upp gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
uppstiga gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen
öka gaan staan; omhoogkomen; opstaan; verheffen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; de hoogte ingaan; erbij voegen; escaleren; gedijen; groeien; groter worden; omdoen; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; toevoegen; uit de hand lopen; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen

Related Definitions for "opstaan":

  1. gaan staan, overeind komen1
    • in de tram stond ik op voor een oude dame1
  2. uit je bed komen1
    • hoe laat ben je vanochtend opgestaan?1

Wiktionary Translations for opstaan:


Cross Translation:
FromToVia
opstaan gå upp get up — to rise from one's bed
opstaan stiga upp; resa sig aufstehenHilfsverb sein: sich von seinem Sitz erheben
opstaan stiga upp aufstehenHilfsverb sein: sich vom Nachtlager (Bett) erheben
opstaan rycka till; hoppa till sursauter — Faire un sursaut, un mouvement brusque en étant surpris.

External Machine Translations: