Dutch
Detailed Translations for pijnigen from Dutch to Swedish
pijnigen:
-
pijnigen (martelen; kwellen; folteren)
-
pijnigen (molesteren; mishandelen)
Conjugations for pijnigen:
o.t.t.
- pijnig
- pijnigt
- pijnigt
- pijnigen
- pijnigen
- pijnigen
o.v.t.
- pijnigde
- pijnigde
- pijnigde
- pijnigden
- pijnigden
- pijnigden
v.t.t.
- heb gepijnigd
- hebt gepijnigd
- heeft gepijnigd
- hebben gepijnigd
- hebben gepijnigd
- hebben gepijnigd
v.v.t.
- had gepijnigd
- had gepijnigd
- had gepijnigd
- hadden gepijnigd
- hadden gepijnigd
- hadden gepijnigd
o.t.t.t.
- zal pijnigen
- zult pijnigen
- zal pijnigen
- zullen pijnigen
- zullen pijnigen
- zullen pijnigen
o.v.t.t.
- zou pijnigen
- zou pijnigen
- zou pijnigen
- zouden pijnigen
- zouden pijnigen
- zouden pijnigen
en verder
- ben gepijnigd
- bent gepijnigd
- is gepijnigd
- zijn gepijnigd
- zijn gepijnigd
- zijn gepijnigd
diversen
- pijnig!
- pijnigt!
- gepijnigd
- pijnigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze