Summary
Dutch
Detailed Translations for pijpt from Dutch to Swedish
pijpt form of pijpen:
-
pijpen (fluiten; blazen)
-
pijpen (fellatio doen; afzuigen; zuigen)
Conjugations for pijpen:
o.t.t.
- pijp
- pijpt
- pijpt
- pijpen
- pijpen
- pijpen
o.v.t.
- pijpte
- pijpte
- pijpte
- pijpten
- pijpten
- pijpten
v.t.t.
- heb gepijpt
- hebt gepijpt
- heeft gepijpt
- hebben gepijpt
- hebben gepijpt
- hebben gepijpt
v.v.t.
- had gepijpt
- had gepijpt
- had gepijpt
- hadden gepijpt
- hadden gepijpt
- hadden gepijpt
o.t.t.t.
- zal pijpen
- zult pijpen
- zal pijpen
- zullen pijpen
- zullen pijpen
- zullen pijpen
o.v.t.t.
- zou pijpen
- zou pijpen
- zou pijpen
- zouden pijpen
- zouden pijpen
- zouden pijpen
en verder
- is gepijpt
- zijn gepijpt
diversen
- pijp!
- pijpt!
- gepijpt
- pijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pijpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vissla | fluit | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
flöjta | blazen; fluiten; pijpen | |
humma | blazen; fluiten; pijpen | neuriën |
suga av | afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen | |
vissla | blazen; fluiten; pijpen |
Related Words for "pijpen":
External Machine Translations: