Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. regisseren:


Dutch

Detailed Translations for regisseren from Dutch to Swedish

regisseren:

regisseren verb (regisseer, regisseert, regisseerde, regisseerden, geregisseerd)

  1. regisseren
    rikta
    • rikta verb (riktar, riktade, riktat)

Conjugations for regisseren:

o.t.t.
  1. regisseer
  2. regisseert
  3. regisseert
  4. regisseren
  5. regisseren
  6. regisseren
o.v.t.
  1. regisseerde
  2. regisseerde
  3. regisseerde
  4. regisseerden
  5. regisseerden
  6. regisseerden
v.t.t.
  1. heb geregisseerd
  2. hebt geregisseerd
  3. heeft geregisseerd
  4. hebben geregisseerd
  5. hebben geregisseerd
  6. hebben geregisseerd
v.v.t.
  1. had geregisseerd
  2. had geregisseerd
  3. had geregisseerd
  4. hadden geregisseerd
  5. hadden geregisseerd
  6. hadden geregisseerd
o.t.t.t.
  1. zal regisseren
  2. zult regisseren
  3. zal regisseren
  4. zullen regisseren
  5. zullen regisseren
  6. zullen regisseren
o.v.t.t.
  1. zou regisseren
  2. zou regisseren
  3. zou regisseren
  4. zouden regisseren
  5. zouden regisseren
  6. zouden regisseren
en verder
  1. is geregisseerd
diversen
  1. regisseer!
  2. regisseert!
  3. geregisseerd
  4. regisserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for regisseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
rikta regisseren in een bep. richting plaatsen; mikken; rechtbuigen; richten