Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. rondscharrelen:


Dutch

Detailed Translations for rondscharrelen from Dutch to Swedish

rondscharrelen:

rondscharrelen verb (scharrel rond, scharrelt rond, scharrelde rond, scharrelden rond, rondgescharreld)

  1. rondscharrelen (rondneuzen; rondkijken; struinen; om zich heen kijken; rondsnuffelen)
    snoka omkring; kolla runt; nosa omkring; leta runt
    • snoka omkring verb (snokar omkring, snokade omkring, snokat omkring)
    • kolla runt verb (kollar runt, kollade runt, kollat runt)
    • nosa omkring verb (nosar omkring, nosade omkring, nosat omkring)
    • leta runt verb (letar runt, letade runt, letat runt)

Conjugations for rondscharrelen:

o.t.t.
  1. scharrel rond
  2. scharrelt rond
  3. scharrelt rond
  4. scharrelen rond
  5. scharrelen rond
  6. scharrelen rond
o.v.t.
  1. scharrelde rond
  2. scharrelde rond
  3. scharrelde rond
  4. scharrelden rond
  5. scharrelden rond
  6. scharrelden rond
v.t.t.
  1. heb rondgescharreld
  2. hebt rondgescharreld
  3. heeft rondgescharreld
  4. hebben rondgescharreld
  5. hebben rondgescharreld
  6. hebben rondgescharreld
v.v.t.
  1. had rondgescharreld
  2. had rondgescharreld
  3. had rondgescharreld
  4. hadden rondgescharreld
  5. hadden rondgescharreld
  6. hadden rondgescharreld
o.t.t.t.
  1. zal rondscharrelen
  2. zult rondscharrelen
  3. zal rondscharrelen
  4. zullen rondscharrelen
  5. zullen rondscharrelen
  6. zullen rondscharrelen
o.v.t.t.
  1. zou rondscharrelen
  2. zou rondscharrelen
  3. zou rondscharrelen
  4. zouden rondscharrelen
  5. zouden rondscharrelen
  6. zouden rondscharrelen
diversen
  1. scharrel rond!
  2. scharrelt rond!
  3. rondgescharreld
  4. rondscharrelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondscharrelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kolla runt om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
leta runt om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
nosa omkring om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
snoka omkring om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen