Dutch
Detailed Translations for slijm afscheiden from Dutch to Swedish
slijm afscheiden:
slijm afscheiden verb (scheid slijm af, scheidt slijm af, scheidde slijm af, scheidden slijm af, slijn afgescheiden)
-
slijm afscheiden
Conjugations for slijm afscheiden:
o.t.t.
- scheid slijm af
- scheidt slijm af
- scheidt slijm af
- scheiden slijm af
- scheiden slijm af
- scheiden slijm af
o.v.t.
- scheidde slijm af
- scheidde slijm af
- scheidde slijm af
- scheidden slijm af
- scheidden slijm af
- scheidden slijm af
v.t.t.
- heb slijn afgescheiden
- hebt slijn afgescheiden
- heeft slijn afgescheiden
- hebben slijn afgescheiden
- hebben slijn afgescheiden
- hebben slijn afgescheiden
v.v.t.
- had slijn afgescheiden
- had slijn afgescheiden
- had slijn afgescheiden
- hadden slijn afgescheiden
- hadden slijn afgescheiden
- hadden slijn afgescheiden
o.t.t.t.
- zal slijm afscheiden
- zult slijm afscheiden
- zal slijm afscheiden
- zullen slijm afscheiden
- zullen slijm afscheiden
- zullen slijm afscheiden
o.v.t.t.
- zou slijm afscheiden
- zou slijm afscheiden
- zou slijm afscheiden
- zouden slijm afscheiden
- zouden slijm afscheiden
- zouden slijm afscheiden
en verder
- ben slijn afgescheiden
- bent slijn afgescheiden
- is slijn afgescheiden
- zijn slijn afgescheiden
- zijn slijn afgescheiden
- zijn slijn afgescheiden
diversen
- scheid slijm af!
- scheidt slijm af!
- slijn afgescheiden
- slijm afscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slijm afscheiden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avsöndra slem | slijm afscheiden |