Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. sloffen:


Dutch

Detailed Translations for sloft from Dutch to Swedish

sloffen:

sloffen verb (slof, sloft, slofte, sloften, gesloft)

  1. sloffen (schuifelen)
    knega; gå släpande; smussla

Conjugations for sloffen:

o.t.t.
  1. slof
  2. sloft
  3. sloft
  4. sloffen
  5. sloffen
  6. sloffen
o.v.t.
  1. slofte
  2. slofte
  3. slofte
  4. sloften
  5. sloften
  6. sloften
v.t.t.
  1. heb gesloft
  2. hebt gesloft
  3. heeft gesloft
  4. hebben gesloft
  5. hebben gesloft
  6. hebben gesloft
v.v.t.
  1. had gesloft
  2. had gesloft
  3. had gesloft
  4. hadden gesloft
  5. hadden gesloft
  6. hadden gesloft
o.t.t.t.
  1. zal sloffen
  2. zult sloffen
  3. zal sloffen
  4. zullen sloffen
  5. zullen sloffen
  6. zullen sloffen
o.v.t.t.
  1. zou sloffen
  2. zou sloffen
  3. zou sloffen
  4. zouden sloffen
  5. zouden sloffen
  6. zouden sloffen
en verder
  1. ben gesloft
  2. bent gesloft
  3. is gesloft
  4. zijn gesloft
  5. zijn gesloft
  6. zijn gesloft
diversen
  1. slof!
  2. sloft!
  3. gesloft
  4. sloffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sloffen [de ~] noun, plural

  1. de sloffen (pantoffels)

Translation Matrix for sloffen:

NounRelated TranslationsOther Translations
slippers pantoffels; sloffen
tofflor pantoffels; sloffen
VerbRelated TranslationsOther Translations
gå släpande schuifelen; sloffen
knega schuifelen; sloffen
smussla schuifelen; sloffen

Related Words for "sloffen":


External Machine Translations: