Dutch
Detailed Translations for snoeven from Dutch to Swedish
snoeven:
-
snoeven (opscheppen; grootspreken; opsnijden)
Conjugations for snoeven:
o.t.t.
- snoef
- snoeft
- snoeft
- snoeven
- snoeven
- snoeven
o.v.t.
- snoefte
- snoefte
- snoefte
- snoeften
- snoeften
- snoeften
v.t.t.
- heb gesnoefd
- hebt gesnoefd
- heeft gesnoefd
- hebben gesnoefd
- hebben gesnoefd
- hebben gesnoefd
v.v.t.
- had gesnoefd
- had gesnoefd
- had gesnoefd
- hadden gesnoefd
- hadden gesnoefd
- hadden gesnoefd
o.t.t.t.
- zal snoeven
- zult snoeven
- zal snoeven
- zullen snoeven
- zullen snoeven
- zullen snoeven
o.v.t.t.
- zou snoeven
- zou snoeven
- zou snoeven
- zouden snoeven
- zouden snoeven
- zouden snoeven
en verder
- ben gesnoefd
- bent gesnoefd
- is gesnoefd
- zijn gesnoefd
- zijn gesnoefd
- zijn gesnoefd
diversen
- snoef!
- snoeft!
- gesnoefd
- snoevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for snoeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
skryta | grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven | bluffen; bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; zich kunnen beroemen op |
skrävla | grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven | bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; zich kunnen beroemen op |
överdriva | grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven | aandikken; breed uitmeten; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; uitweiden |
External Machine Translations: