Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. spuiten:


Dutch

Detailed Translations for spoot from Dutch to Swedish

spoot form of spuiten:

spuiten verb (spuit, spoot, spoten, gespoten)

  1. spuiten (injecteren)
    injicera; spruta in
    • injicera verb (injicerar, injicerade, injicerat)
    • spruta in verb (sprutar in, sprutade in, sprutat in)
  2. spuiten (met spuit een medicijn toedienen)
    injicera
    • injicera verb (injicerar, injicerade, injicerat)
  3. spuiten (uitspuiten)
    strömma ut; spruta ut
    • strömma ut verb (strömmar ut, strömmade ut, strömmat ut)
    • spruta ut verb (sprutar ut, sprutade ut, sprutat ut)

Conjugations for spuiten:

o.t.t.
  1. spuit
  2. spuit
  3. spuit
  4. spuiten
  5. spuiten
  6. spuiten
o.v.t.
  1. spoot
  2. spoot
  3. spoot
  4. spoten
  5. spoten
  6. spoten
v.t.t.
  1. heb gespoten
  2. hebt gespoten
  3. heeft gespoten
  4. hebben gespoten
  5. hebben gespoten
  6. hebben gespoten
v.v.t.
  1. had gespoten
  2. had gespoten
  3. had gespoten
  4. hadden gespoten
  5. hadden gespoten
  6. hadden gespoten
o.t.t.t.
  1. zal spuiten
  2. zult spuiten
  3. zal spuiten
  4. zullen spuiten
  5. zullen spuiten
  6. zullen spuiten
o.v.t.t.
  1. zou spuiten
  2. zou spuiten
  3. zou spuiten
  4. zouden spuiten
  5. zouden spuiten
  6. zouden spuiten
en verder
  1. ben gespoten
  2. bent gespoten
  3. is gespoten
  4. zijn gespoten
  5. zijn gespoten
  6. zijn gespoten
diversen
  1. spuit!
  2. spuitt!
  3. gespoten
  4. spuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spuiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
injicera injecteren; met spuit een medicijn toedienen; spuiten inenten; inoculeren; vaccineren
spruta in injecteren; spuiten inspuiten
spruta ut spuiten; uitspuiten tuiten
strömma ut spuiten; uitspuiten
OtherRelated TranslationsOther Translations
strömma ut uitkomen; uitstromen

Related Words for "spuiten":