Dutch
Detailed Translations for stook from Dutch to Swedish
stoken:
-
stoken (aanblazen; opstoken; poken; aanstoken; oppoken; aanwakkeren)
-
stoken (distilleren)
Conjugations for stoken:
o.t.t.
- stook
- stookt
- stookt
- stoken
- stoken
- stoken
o.v.t.
- stookte
- stookte
- stookte
- stookten
- stookten
- stookten
v.t.t.
- heb gestookt
- hebt gestookt
- heeft gestookt
- hebben gestookt
- hebben gestookt
- hebben gestookt
v.v.t.
- had gestookt
- had gestookt
- had gestookt
- hadden gestookt
- hadden gestookt
- hadden gestookt
o.t.t.t.
- zal stoken
- zult stoken
- zal stoken
- zullen stoken
- zullen stoken
- zullen stoken
o.v.t.t.
- zou stoken
- zou stoken
- zou stoken
- zouden stoken
- zouden stoken
- zouden stoken
en verder
- ben gestookt
- bent gestookt
- is gestookt
- zijn gestookt
- zijn gestookt
- zijn gestookt
diversen
- stook!
- stookt!
- gestookt
- stokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stoken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blåsa upp | aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken | aandikken; bollen; opblazen; opbollen; openwaaien; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven |
destillera | distilleren; stoken | |
underblåsa | aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; oppoken; opstoken; poken; stoken | iets aanstoken |
Related Words for "stoken":
External Machine Translations: