Dutch
Detailed Translations for te kort doen from Dutch to Swedish
te kort doen:
-
te kort doen (beroven van; ontnemen; depriveren)
Conjugations for te kort doen:
o.t.t.
- doe te kort
- doet te kort
- doet te kort
- doen te kort
- doen te kort
- doen te kort
o.v.t.
- deed te kort
- deed te kort
- deed te kort
- deden te kort
- deden te kort
- deden te kort
v.t.t.
- heb te kort gedaan
- hebt te kort gedaan
- heeft te kort gedaan
- hebben te kort gedaan
- hebben te kort gedaan
- hebben te kort gedaan
v.v.t.
- had te kort gedaan
- had te kort gedaan
- had te kort gedaan
- hadden te kort gedaan
- hadden te kort gedaan
- hadden te kort gedaan
o.t.t.t.
- zal te kort doen
- zult te kort doen
- zal te kort doen
- zullen te kort doen
- zullen te kort doen
- zullen te kort doen
o.v.t.t.
- zou te kort doen
- zou te kort doen
- zou te kort doen
- zouden te kort doen
- zouden te kort doen
- zouden te kort doen
en verder
- ben te kort gedaan
- bent te kort gedaan
- is te kort gedaan
- zijn te kort gedaan
- zijn te kort gedaan
- zijn te kort gedaan
diversen
- doe te kort!
- doet te kort!
- te kort gedaan
- te kort doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for te kort doen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beröva | beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen | ontstelen |
frånta | beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen | ontzetten; uit de macht ontzetten |
ta av | beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen | losknopen; ontdoen van; ontknopen |