Dutch
Detailed Translations for te pakken krijgen from Dutch to Swedish
te pakken krijgen:
te pakken krijgen verb (krijg te pakken, krijgt te pakken, kreeg te pakken, kregen te pakken, te pakken gekregen)
-
te pakken krijgen (iets bemachtigen; verkrijgen)
-
te pakken krijgen
Conjugations for te pakken krijgen:
o.t.t.
- krijg te pakken
- krijgt te pakken
- krijgt te pakken
- krijgen te pakken
- krijgen te pakken
- krijgen te pakken
o.v.t.
- kreeg te pakken
- kreeg te pakken
- kreeg te pakken
- kregen te pakken
- kregen te pakken
- kregen te pakken
v.t.t.
- heb te pakken gekregen
- hebt te pakken gekregen
- heeft te pakken gekregen
- hebben te pakken gekregen
- hebben te pakken gekregen
- hebben te pakken gekregen
v.v.t.
- had te pakken gekregen
- had te pakken gekregen
- had te pakken gekregen
- hadden te pakken gekregen
- hadden te pakken gekregen
- hadden te pakken gekregen
o.t.t.t.
- zal te pakken krijgen
- zult te pakken krijgen
- zal te pakken krijgen
- zullen te pakken krijgen
- zullen te pakken krijgen
- zullen te pakken krijgen
o.v.t.t.
- zou te pakken krijgen
- zou te pakken krijgen
- zou te pakken krijgen
- zouden te pakken krijgen
- zouden te pakken krijgen
- zouden te pakken krijgen
en verder
- ben te pakken gekregen
- bent te pakken gekregen
- is te pakken gekregen
- zijn te pakken gekregen
- zijn te pakken gekregen
- zijn te pakken gekregen
diversen
- krijg te pakken!
- krijgt te pakken!
- te pakken gekregen
- te pakken krijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for te pakken krijgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
få tag i | aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetpakken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
angripa | iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen | aanranden; aanvallen; attaqueren; bestormen; inbijten; invreten; overvallen; vrouw aanranden |
fatta | iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen | begrijpen; beseffen; buitmaken; doorzien; inzien; met het verstand vatten; onderkennen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; realiseren; snappen; vangen |
få tag i | te pakken krijgen | tepakkenkrijgen |
få tag på | te pakken krijgen | |
gripa | iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen | aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; grijpen; inrekenen; klauwen; oppakken; pakken; vangen; vatten; verstrikken |
lägga vantarna på | te pakken krijgen | |
ta fasta på | iets bemachtigen; te pakken krijgen; verkrijgen |