Dutch
Detailed Translations for toesla from Dutch to Swedish
toeslaan:
-
toeslaan (grijpen)
Conjugations for toeslaan:
o.t.t.
- sla toe
- slaat toe
- slaat toe
- slaan toe
- slaan toe
- slaan toe
o.v.t.
- sloeg toe
- sloeg toe
- sloeg toe
- sloegen toe
- sloegen toe
- sloegen toe
v.t.t.
- heb toegeslagen
- hebt toegeslagen
- heeft toegeslagen
- hebben toegeslagen
- hebben toegeslagen
- hebben toegeslagen
v.v.t.
- had toegeslagen
- had toegeslagen
- had toegeslagen
- hadden toegeslagen
- hadden toegeslagen
- hadden toegeslagen
o.t.t.t.
- zal toeslaan
- zult toeslaan
- zal toeslaan
- zullen toeslaan
- zullen toeslaan
- zullen toeslaan
o.v.t.t.
- zou toeslaan
- zou toeslaan
- zou toeslaan
- zouden toeslaan
- zouden toeslaan
- zouden toeslaan
en verder
- ben toegeslagen
- bent toegeslagen
- is toegeslagen
- zijn toegeslagen
- zijn toegeslagen
- zijn toegeslagen
diversen
- sla toe!
- slat toe!
- toegeslagen
- toeslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toeslaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
slå | hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
slå | grijpen; toeslaan | bonken; dichtslaan; dichtwerpen; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; hameren; hard slaan; hengsten; krenken; kwetsen; maaien; meppen; rammen; slaan; timmeren |
stöta | grijpen; toeslaan | dringen; duwen; een por geven; kneuzen; porren; stoten |
träffa | grijpen; toeslaan | beroeren; ontmoeten; raken; tegenkomen; treffen |