Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- typeren:
-
Wiktionary:
- typeren → beskriva, karakterisera, karaktärisera, känneteckna
Dutch
Detailed Translations for typeren from Dutch to Swedish
typeren:
-
typeren (kenschetsen; karakteriseren; kenmerken)
-
typeren (karakteriseren; kenmerken; tekenen; kenschetsen)
Conjugations for typeren:
o.t.t.
- typeer
- typeert
- typeert
- typeren
- typeren
- typeren
o.v.t.
- typeerde
- typeerde
- typeerde
- typeerden
- typeerden
- typeerden
v.t.t.
- ben getypeerd
- bent getypeerd
- is getypeerd
- zijn getypeerd
- zijn getypeerd
- zijn getypeerd
v.v.t.
- was getypeerd
- was getypeerd
- was getypeerd
- waren getypeerd
- waren getypeerd
- waren getypeerd
o.t.t.t.
- zal typeren
- zult typeren
- zal typeren
- zullen typeren
- zullen typeren
- zullen typeren
o.v.t.t.
- zou typeren
- zou typeren
- zou typeren
- zouden typeren
- zouden typeren
- zouden typeren
diversen
- typeer!
- typeert!
- getypeerd
- typerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for typeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beskriva | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren | afschilderen; beschrijven; mededelen; omschrijven; schetsen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; weergeven; zeggen |
beteckna | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | |
definiera | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; definiëren; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; preciseren |
karakterisera | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | |
känneteckna | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | indexeren; van indexnummers voorzien |
utmärka | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren |
Wiktionary Translations for typeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• typeren | → beskriva | ↔ beschreiben — einen Sachverhalt in Worten wiedergeben |
• typeren | → karakterisera; karaktärisera | ↔ charakterisieren — ‚etwas charakterisiert jemanden:‘ für jemanden typisch, kennzeichnend sein |
• typeren | → känneteckna | ↔ kennzeichnen — charakteristisch für etwas/jemanden sein |