Dutch
Detailed Translations for verijdelen from Dutch to Swedish
verijdelen:
-
verijdelen (teniet doen; opheffen; nullificeren; vernietigen; ondervangen)
-
verijdelen (doen mislukken; een stokje steken voor)
-
verijdelen (verhinderen)
Conjugations for verijdelen:
o.t.t.
- verijdel
- verijdelt
- verijdelt
- verijdelen
- verijdelen
- verijdelen
o.v.t.
- verijdelde
- verijdelde
- verijdelde
- verijdelden
- verijdelden
- verijdelden
v.t.t.
- heb verijdeld
- hebt verijdeld
- heeft verijdeld
- hebben verijdeld
- hebben verijdeld
- hebben verijdeld
v.v.t.
- had verijdeld
- had verijdeld
- had verijdeld
- hadden verijdeld
- hadden verijdeld
- hadden verijdeld
o.t.t.t.
- zal verijdelen
- zult verijdelen
- zal verijdelen
- zullen verijdelen
- zullen verijdelen
- zullen verijdelen
o.v.t.t.
- zou verijdelen
- zou verijdelen
- zou verijdelen
- zouden verijdelen
- zouden verijdelen
- zouden verijdelen
diversen
- verijdel!
- verijdelt!
- verijdeld
- verijdelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verijdelen:
Wiktionary Translations for verijdelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verijdelen | → omintetgöra | ↔ vereiteln — (transitiv): zum Scheitern bringen |
• verijdelen | → torpedera | ↔ torpiller — Faire sauter à l’aide d’une torpille. |
External Machine Translations: