Dutch
Detailed Translations for voorgeven from Dutch to Swedish
voorgeven:
-
voorgeven (pretenderen; beweren; verklaren; stellen)
Conjugations for voorgeven:
o.t.t.
- geef voor
- geeft voor
- geeft voor
- geven voor
- geven voor
- geven voor
o.v.t.
- gaf voor
- gaf voor
- gaf voor
- gaven voor
- gaven voor
- gaven voor
v.t.t.
- heb voorgegeven
- hebt voorgegeven
- heeft voorgegeven
- hebben voorgegeven
- hebben voorgegeven
- hebben voorgegeven
v.v.t.
- had voorgegeven
- had voorgegeven
- had voorgegeven
- hadden voorgegeven
- hadden voorgegeven
- hadden voorgegeven
o.t.t.t.
- zal voorgeven
- zult voorgeven
- zal voorgeven
- zullen voorgeven
- zullen voorgeven
- zullen voorgeven
o.v.t.t.
- zou voorgeven
- zou voorgeven
- zou voorgeven
- zouden voorgeven
- zouden voorgeven
- zouden voorgeven
diversen
- geef voor!
- geeft voor!
- voorgegeven
- voorgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorgeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
låtsas | beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven | fingeren; huichelen; simuleren; veinzen; voorwenden |