Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegrotten:


Dutch

Detailed Translations for wegrotten from Dutch to Swedish

wegrotten:

wegrotten verb (rot weg, rotte weg, rotten weg, weggerot)

  1. wegrotten (ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren)
    ruttna
    • ruttna verb (ruttnar, ruttnade, ruttnat)
  2. wegrotten (bederven; vergaan; rotten; verrotten)
    ruttna; förfalla
    • ruttna verb (ruttnar, ruttnade, ruttnat)
    • förfalla verb (förfaller, förföll, förfallit)
  3. wegrotten (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; )
    avta; gå utför; vara i avtagande
    • avta verb (avtar, avtog, avtagit)
    • gå utför verb (går utför, gick utför, gått utför)
    • vara i avtagande verb (är i avtagande, var i avtagande, varit i avtagande)

Conjugations for wegrotten:

o.t.t.
  1. rot weg
  2. rot weg
  3. rot weg
  4. rotten weg
  5. rotten weg
  6. rotten weg
o.v.t.
  1. rotte weg
  2. rotte weg
  3. rotte weg
  4. rotten weg
  5. rotten weg
  6. rotten weg
v.t.t.
  1. ben weggerot
  2. bent weggerot
  3. is weggerot
  4. zijn weggerot
  5. zijn weggerot
  6. zijn weggerot
v.v.t.
  1. was weggerot
  2. was weggerot
  3. was weggerot
  4. waren weggerot
  5. waren weggerot
  6. waren weggerot
o.t.t.t.
  1. zal wegrotten
  2. zult wegrotten
  3. zal wegrotten
  4. zullen wegrotten
  5. zullen wegrotten
  6. zullen wegrotten
o.v.t.t.
  1. zou wegrotten
  2. zou wegrotten
  3. zou wegrotten
  4. zouden wegrotten
  5. zouden wegrotten
  6. zouden wegrotten
diversen
  1. rot weg!
  2. rot weg!
  3. weggerot
  4. wegrottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegrotten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avta achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken achteruitgaan; afnemen; dalen; declineren; lijntrekken; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
förfalla bederven; rotten; vergaan; verrotten; wegrotten afnemen; afrotten; bouwvallig worden; brokkelen; dalen; declineren; kruimelen; minder worden; minderen; ongeldig worden; tanen; teruggaan; vergaan; verkommeren; verminderen; vermolmen; vervallen
gå utför achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen
ruttna bederven; ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten afrotten; in staat van ontbinding zijn; liggen rotten
vara i avtagande achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ruttna bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot