Swedish
Detailed Translations for halstra from Swedish to Dutch
halstra: (*Using Word and Sentence Splitter)
- hals: halsader; keelader
- tära: etteren; pus afscheiden
- häl: hiel; slagzij
- störa: verstoren; vertoornen; ontrieven; vervelen; ergeren; irriteren; tobben; op de zenuwen werken
- hål: mijn; groeve; mijngroeve; gat; opening; scheur; kloof; uitsparing; barst; groef; reet; inkeping; split; kuil; uitholling; lek; lekken; gaatje; waterlek; compartiment; coupé; tanding
- östra: oost; oostelijk; uit het oosten
halstra:
Dutch