Summary
Swedish to Dutch: more detail...
-
varsla:
-
Wiktionary:
varsla → voorspellen
varsla → aankondigen, voorspellen, beduiden, voorzeggen, waarzeggen -
Synonyms for "varsla":
varna
-
Wiktionary:
Swedish
Detailed Translations for varsla from Swedish to Dutch
varsla: (*Using Word and Sentence Splitter)
- var: waarin; etter; pus
- SLA: serviceovereenkomst; service level agreement; SLA
- slå: slaan; bonken; rammen; hameren; een klap geven; succes; hit; topper; kraker; klapper; treffer; schlager; succesnummer; successtuk; kasstuk; frapperen; timmeren; meppen; hengsten; hard slaan; grijpen; kwetsen; maaien; toeslaan; krenken; dichtslaan; fijnwrijven; dichtwerpen; een opdonder verkopen
- söla: treuzelen; dralen; talmen; drentelen; teuten
- vår: onze; lente; voorjaar; lentetijd; voorjaarstijd; onzer
varsla:
Synonyms for "varsla":
Wiktionary Translations for varsla:
varsla
Cross Translation:
verb
-
een uitspraak doen over toekomstige gebeurtenissen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• varsla | → aankondigen | ↔ harbinger — to announce |
• varsla | → voorspellen; beduiden; voorzeggen; waarzeggen | ↔ prédire — prophétiser ; annoncer par inspiration divine ce qui doit arriver. |